Mogen we Bruce Springsteen nog een volksheld noemen?

© .

Bruce Springsteens theatershow op Broadway leverde hem een Tony op. En 113 miljoen euro. En een lucratieve deal met Netflix. Is The Boss nog geloofwaardig als rocker van de gewone man.

En het geschiedde in die dagen dat president Obama de grootste rocker van zijn land naar Washington sommeerde. Terwijl het Witte Huis met het oog op een nieuwe huurder ontruimd werd, zat Obama op een verhuisdoos na te denken over een feestje voor zijn staf. Bruce Springsteen kwam binnen en ging op een doos tegenover hem zitten. Zoals zijn moeder Adele Zerilli hem geleerd had, wachtte hij tot de president het woord nam. ‘Boss,’ zei Barack, ‘je weet dat ik met voorsprong de hipste vogel ben die ooit in dit huis heeft gewoond. Mijn iPod is legendarisch, mijn stijl cultureel werelderfgoed. Ik kan het niet maken om de eerste de beste sufkont op mijn afscheidsfeestje te vragen – dan springt de kernredactie van Pitchfork en bloc uit het raam – maar het probleem is dat de midlifers uit mijn staf een paniekaanval krijgen als er een met goud behangen brother op het Witte Podium verschijnt. Daarom heb ik jou laten roepen. Wie denk jij dat er kan komen spelen?’

Ik heb nooit de binnenkant van een fabriek gezien’, zegt Springsteen in het begin van de show, ‘en toch is dat waar ik mijn hele leven over heb geschreven. That’s how good I am.

Bruce dacht diep na, zoals hij zijn vader Douglas Frederick Springsteen lang geleden had zien doen aan de keukentafel van het ouderlijke huis in Freehold, New Jersey.

‘Bono, sir?’

‘Zeg maar meneer de president, Bruce. Bono komt niet in aanmerking. Niet Amerikaans genoeg, en ik heb feitelijk een rothekel aan U2. Iemand anders?’

‘Bob Dylan?’

‘Niet aaibaar genoeg. En wat als hij zijn kat stuurt? We moeten absoluut vermijden dat Michelle zelf gaat zingen – sinds Carpool Karaoke denkt ze dat ze Beyoncé is.’

‘John Fogerty?’

‘Die gozer heeft maandelijks nauwelijks acht miljoen streams op Spotify, en de helft dan nog in Mexico City. Nee, ik zie maar één oplossing: waarom vraag je je vrouw niet? Die zingt toch ook?’

‘Patti sukkelt met haar gezondheid, meneer de president. Op mijn laatste tournee is ze ook al thuisgebleven.’

‘Shit. Komaan, Bruce! Er moet toch iemand zijn?’

***

De details kunnen hier en daar afwijken, maar dat is de officiële ontstaansgeschiedenis van Springsteen on Broadway. The Boss werd gevraagd voor het afscheidsfeestje van de Obama’s op een moment dat hij volop bezig was met de promotie van zijn autobiografie Born to Run (2016). In plaats van zijn vaste begeleidingsgroep de E Street Band om zich heen te verzamelen trok hij met het boek onder de ene en een akoestische gitaar onder de andere arm naar het Witte Huis. Wie die dag voor hem de deur opendeed, zal altijd een raadsel blijven, maar de bijval die hij oogstte gaf aanleiding tot 236 theatershows in het Walter Kerr Theatre in New York, tussen oktober 2017 en december van dit jaar. Sinds deze week is Springsteen on Broadway ook op Netflix te bewonderen.

Mogen we Bruce Springsteen nog een volksheld noemen?

De oude De Niro

‘Ik heb nog nooit vijf dagen per week gewerkt tot nu’, zegt Springsteen in het begin van de show. ‘Ik heb nooit de binnenkant van een fabriek gezien, en toch is dat waar ik mijn hele leven over heb geschreven. That’s how good I am.‘ Hilariteit! Hij herhaalt hetzelfde mopje nog eens in verband met Racing in the Street (‘Ik had tot mijn 21e nooit achter het stuur van een wagen gezeten. That’s how good I am‘ – hilariteit!) in een eerste stuk dat nogal opzichtig op de lach mikt. Aan Bruce Springsteen is geen groot humorist verloren gegaan. Hij is er te ernstig, te gebeten voor. Als hij een pointe nadert, trekt hij zijn ogen tot spleetjes en gaat hij een beetje op Robert De Niro lijken – de oude De Niro van Meet the Parents en Dirty Grandpa. Dat is extra jammer als je je bedenkt dat hij voor een wei van 60.000 man de beste acteur van zijn generatie is.

Het werk van The Boss, dat zich inmiddels over 45 jaar, 18 studioplaten en om en bij het miljoen liveoptredens uitstrekt, is waarachtig, het verdraagt geen ironie. Gelukkig is er ook uitgebreide aandacht voor avontuur, heroïek en rock-‘n-roll. In de meest tot de verbeelding sprekende passages was Born to Run een spannend jongensboek, en ook op Broadway vat Springsteen vlam als hij zijn vroege jaren als worstelende muzikant beroert. De Racing in the Street-mop komt uit een verhaal over zijn eerste trip naar Californië: Bruce en de groep, die toen nog Steel Mill heette maar al een paar leden van de E-Street Band telde, hebben drie dagen om van Jersey naar Californië te rijden, waar ze op oudejaarsavond 1970 het concert van hun leven moeten spelen. ‘Drie dagen was haalbaar, op voorwaarde dat we alleen stopten om te tanken.’ De twee auto’s tellende karavaan valt ter hoogte van Nashville uiteen, waarna Bruce de enige is om zijn manager Tinker af te lossen aan het stuur. Ze oefenen op een parkeerterrein. Het lukt niet, Bruce krijgt de oude truck niet in gang. Tinker zegt: ‘We doen het anders.’ Hij kruipt opnieuw achter het stuur, start, trekt zachtjes op, schakelt naar tweede versnelling en zegt: ‘En nu wisselen we van stoel.’ Het manoeuvre is succesvol en Bruce rijdt de volgende duizend mijl. ‘Ik was oké, zolang ik niet moest stoppen of in de buurt van de eerste versnelling komen.’ Spanning, avontuur en een prachtige metafoor voor het leven van The Boss, die pas een superster werd na zijn dertigste en tot op vandaag in de problemen komt als hij gas terug durft te nemen.

Mogen we Bruce Springsteen nog een volksheld noemen?

Dun is het gordijn dat The Boss in zijn songs voor zijn eigen leven schuift. Dat bleek dertig jaar geleden al op de box Live 1975-85, waar nummers als Growin’ Up en The River voorafgegaan werden door lange, gedetailleerde, dramatische verhalen over zijn ongelukkige jeugd in Freehold, New Jersey. Die verhalen waren altijd thematisch verbonden met de songs die erop volgden, en dat is ook het concept van Springsteen on Broadway. Net als toen is de hoofdrol meer dan eens weggelegd voor de man die zijn leven het diepst beïnvloed heeft en ook al het onderwerp was van minstens een half dozijn songs: zijn vader. Het was Douglas Frederick Springsteen van wie Bruce bij zijn geboorte de zwaarmoedigheid meekreeg die op zijn zestigste tot een hele zware depressie zou leiden. Hij was de zwijgzame man in het donker aan de keukentafel die zijn hele jeugd domineerde, degene die hij verafgoodde, vreesde en bekampte. Het was de sukkelende werkman Douglas Springsteen die hij uiteindelijk imiteerde toen hij als rocker de persona van een working class hero aannam.

De aanloop naar Long Time Coming gaat over de keer dat de oude Springsteen vijfhonderd mijl aflegt en onaangekondigd bij zijn zoon op de stoep staat. Bruce staat op het punt om zelf voor het eerst vader te worden wanneer ze om elf uur ’s morgens met een pint in de eetkamer zitten en Doug zich met heel weinig woorden excuseert voor het vierkante rolmodel dat hij geweest is. Hij drukt zijn zoon in bedekte termen op het hart om als vader de vloek van vele generaties Springsteen-mannen niet op zijn eigen kind over te dragen. Dit is waar het stopt, lijkt hij te zeggen, en geen enkele man die zijn vader verloren heeft, zal in dat korte stukje níét het zwaartepunt herkennen van Springsteen on Broadway, en van het leven van Springsteen tout court.

Mogen we Bruce Springsteen nog een volksheld noemen?

Deze sobere theatershow is evenwel niet het foutloze meesterwerk dat er hier en daar van wordt gemaakt. Bovenstaande stukken zijn goed, de songs zijn top, en als Bruce over muziek (van Elvis tot The Surfaris), Vietnam (in de aanloop naar Born in the USA) of zijn overleden soulmate Clarence Clemons praat, hang je aan zijn lippen. Maar soms gaan zijn vertellingen onder van alles gebukt – onder de waarachtigheid, de melige humor, de onwennigheid van een man die meer van zichzelf prijsgeeft dan zijn persoonlijkheid aankan. Het stuk waarin zijn vrouw Patti Scialfa mee op het podium staat – ze zingen samen twee nummers – is tenenkrullend klef, maar ook onbedoeld grappig: terwijl Bruce lyrisch wordt over de vele kwaliteiten van zijn vrouw en hun gezamenlijke levensverhaal, kijkt zij hem aan alsof hij die ochtend in de wasmand heeft gescheten. Probeer maar eens 236 avonden lang verliefdheid te acteren als je in een langlopende relatie zit en drie kinderen hebt.

Fans van over de hele wereld zijn naar New York afgezakt’, las je overal, maar je kunt er donder op zeggen dat het Walter Kerr Theatre weinig bouwvakkersdecolletés verwelkomd heeft.

Op het einde draagt The Boss zelfs het Onze Vader voor, en toch moet het niet minder dan magisch geweest zijn om tijdens een van die 236 shows in dat kleine theater te zitten, en dichter dan ooit bij hem te mogen zijn. Hem te horen in- en uitademen, zijn zweet te ruiken, de rimpels in zijn gezicht te tellen. Maar Springsteen on Broadway was er nu eenmaal niet voor iedereen.

Een forse maandwedde

‘Wat nu, kleine man?’ – ‘Geen idee, laten we Bruce bellen.’

Springsteen werd een working class hero op Darkness on the the Edge of Town, nu veertig jaar geleden. Zijn punkplaat, al geloofde hij geen seconde in no future. Net als Joe Strummer van The Clash was hij niet zozeer geïnteresseerd in afbraak, wel in opbouw, mededogen, verbondenheid. Maar anders dan The Clash was hij niet openlijk politiek. Dat hoefde ook niet, want nummers als Badlands, The Promised Land en Factory maakten meer dan duidelijk aan welke kant hij stond.

Mogen we Bruce Springsteen nog een volksheld noemen?

Toen de E Street Band in 1985 De Kuip in Rotterdam aandeed, kwamen daar beelden van op de Nederlandse televisie. Helemaal vooraan, tegen dranghekken die toen nog gezellig dicht bij het podium werden gezet, stond een man met een snorretje, een zonnehoedje van Coca-Cola en een bouwvakkersdécolleté dat zelfverzekerd in de lens grijnsde. Voor die man was Springsteen een held, net als voor de buurman wiens Mercedes E240 altijd de straat uit stoof op de tonen van Born to Run en mijn zus van elf, die door de sint bedacht was met Born in the USA. Dat kon niets anders dan betekenen dat The Boss er voor iedereen was. Geldt dat nog altijd? In zijn grote rockshows, bijvoorbeeld op TW Classic 2016, heb je tegenwoordig net als bij iedereen een golden circle, met genodigden, politici en gefortuneerden die tussen de rocker en de kleine man in gaan staan. Misschien kan hij daar niet veel aan doen – de tijdgeest, weet je wel. Erger is dat er op Broadway enkel nog voor die golden circle plaats leek te zijn. Vanwege het beperkte aantal plaatsen, en vanwege de prijs van een ticket, dat tussen de 75 en de 805 dollar kostte. Voor een pint betaalde je 15 dollar.

Springsteen on Broadway, dat The Boss zelf 113 miljoen dollar heeft opgebracht – los van de Netflix-deal – was ook goed voor de haaien: de gemiddelde ticketprijs op de secundaire markt was 1789 dollar. Omgerekend is dat 1500 euro, of zoals dat in laagdrempelige termen heet: een forse maandwedde. ‘Fans van over de hele wereld zijn voor de show naar New York afgezakt’, las je overal, maar je kunt er donder op zeggen dat de zitjes in het Walter Kerr Theatre weinig bouwvakkerdecolletés verwelkomd hebben. Is 2018 het jaar waarin Bruce Springsteen zijn pensioen als volksheld vierde?

Mogen we Bruce Springsteen nog een volksheld noemen?

De president en de rocker

Keren we terug naar Barack Obama, die ooit over Bruce zei: ‘Ik mag dan wel de president zijn, maar hij is The Boss!’ Anno 2008 ging de president de rocker achterna, met een overwinningsspeech die zo uit een marathonconcert van de E Street Band leek te komen. In 2018 lijken de rollen omgekeerd. In maart van dit jaar hebben Barack en Michelle zich door uitgeverij Penguin Random House 65 miljoen dollar laten betalen voor hun nog te schrijven memoires. In mei raakte bekend dat hun productiemaatschappij Higher Ground Productions een deal met Netflix had gesloten voor het maken van series, docu’s en films. De beste, meest sociaal voelende president uit de recente Amerikaanse geschiedenis mag vanzelfsprekend voor zijn inspanningen beloond worden, en het lijdt geen twijfel dat veel van hun geld naar allerhande goede werken zal gaan. Maar de Obama’s zijn zich als moderne progressievelingen verdomd goed van hun marktwaarde bewust.

Hij weet het, u weet het, en ik weet het ook: Bruce Springsteen is al vijfendertig jaar een multimiljonair. Zijn kracht als wereldster was echter dat hij de kloof met zijn fans onzichtbaar kon maken. Hij weerspiegelde hun ellende in zijn songs, ging praten met Vietnam-veteranen, stond na 11 september 2001 als eerste op om zijn land weer hoop te geven. Zijn plunje in het Walter Kerr Theatre was hetzelfde als wat hij al die jaren gedragen had: T-shirt, jeans, boots. Maar toch leek hij er – net als de Vlaamse socialisten – voor het eerst in zijn carrière meer hoogopgeleiden en moderne progressievelingen dan arbeiders en sukkelaars te bereiken. En was hij de Obama’s niet voor meer dan 20 miljoen dollar naar Netflix gevolgd, dan waren tramps like us nooit getuige geweest van Springsteen on Broadway. Gaan wij daarom twijfelen aan de oprechtheid van onze held? Geen seconde. Mogen we een kanttekening of twee plaatsen bij zijn recente beroepsbezigheden? Yes, we can.

Springsteen on Broadway

Nu in Netflix.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content