Herlees het laatste Knack Focus-interview met Tom Wolfe: ‘Seks is een grap van God’

De Amerikaanse auteur en journalist Tom Wolfe tijdens een symposium in het Witte Huis in 2004. © AFP

De Amerikaanse auteur en journalist Tom Wolfe is overleden. Knack Focus sprak hem in 2013 over het toen pas verschenen Terug naar het bloed, ijdelheid, en witte pakken.

Op zijn 82e brandt het vreugdevuur van zijn eigen ijdelheid nog steeds even heftig. En dat mag, wantTerug naar het bloed toont weer een weergaloze Tom Wolfe. ‘Ik zie een hoop idioten, als ik zo om me heen kijk.’

Het dienstmeisje, een echt dienstmeisje, in zwart-wit, brengt een glas water vol tinkelende ijsblokjes. Tien minuten later schuifelt Tom Wolfe binnen, broze stappen op het antieke parket. Hij laat zich voorzichtig zakken in de diepe kussens van de Provençaalse bank, tegenover de marmeren open haard. De overdadig gedecoreerde huiskamer is een van de twaalf suites die de schrijver bewoont met zijn vrouw Sheila: de complete etage van een art-decogebouw, gelegen in het deftigste deel van New York. Kasten met honderden kunstboeken vormen de afscheiding met de studeerkamer.

De zon valt op de matblauw gelakte piano, naast het hoge raam dat een glorieus uitzicht biedt over winters Central Park.

Je moet je hier soms een meester van het universum wanen.

TOM WOLFE: Ha! O, ik hou er zo van, om uit te kijken over de woonkamer, als ik hiernaast zit te werken. Mijn vrouw heeft het prachtig ingericht. Helaas voel ik me geen meester, slechts een gelukkig man.

In je boeken typeer je de karakters aan de hand van statusdetails, zoals de auto waarmee ze rijden, het merk zonnebril dat ze dragen. Nodig je journalisten thuis uit, om ze te kunnen laten beschrijven hoe je appartement eruitziet?

WOLFE:(kijkt ongemakkelijk, stilte, dan:) Welke grote onderwerpen spelen er nu bij jullie?

De voormalige, in Virginia geboren verslaggever werd 25 jaar geleden wereldberoemd en rijk met zijn roman Het vreugdevuur der ijdelheden (The Bonfire of the Vanities, 1987). Zijn zedenschets van het New York van de jaren tachtig, bevolkt door ontsporende Wall Streethandelaren, opportunisten en volksmenners. Onvergetelijke hoofdpersoon is Sherman McCoy, een obligatiehandelaar bij wie het veel te snelle succes zo naar zijn hoofd is gestegen dat hij zich een ‘Master of the Universe’ waant, in zijn onbetaalbare koopflat aan Park Avenue. ‘Het soort appartement dat bij de gedachte eraan alleen al een vlammend gevoel van afgunst ontsteekt bij mensen in heel New York, en trouwens in de hele wereld’, in de door testosteron gedreven denkwereld van McCoy.

Het schandaal met Dominique Strauss-Kahn bevatte alle ingrediënten voor een boek van jou: de machtige seksverslaafde IMF-leider, zijn rijke vrouw, het arme zwarte kamermeisje en de ambitieuze openbare aanklager.

WOLFE: Seks is een grap van God! Seks kan mannen volledig ten gronde richten, inclusief al hun ambities. Ze worden afgezaagd tot aan hun enkels – en het gebeurt elke dag weer. Ik had graag een non-fictieverhaal willen schrijven over DSK, als ik niet bezig was geweest met mijn nieuwste boek. Onlangs zei DSK nog dat lust geen misdaad is. Nou: het is een van de zeven doodzonden. (vilein lachje) Ik kan me niet voorstellen dat hij de eerste keus is voor de meisjes. Echt niet. O nee.

Waarom niet?

WOLFE: Omdat hij zo dik is. Zo log. Nu, vrouwen zijn veel vergevensgezinder over het uiterlijk dan mannen, daarover kan geen twijfel bestaan. Ze hebben een iets andere agenda. Vrouwen willen onmiddellijke toegang tot het potentieel van een man, zelfs al zijn ze zich daarvan niet bewust. Terwijl een man gewoon blind verliefd wordt.

Maar mannen zijn minder vergevensgezind over het uiterlijk?

WOLFE: Het ideaalbeeld van vrouwen hier is tegenwoordig dat ze eruit moeten zien als een jongen met borsten. Mannen willen een vrouw met de smalle heupen van een duiker. Belachelijk.

Zijn ogen lichten op, telkens als hij een prikkelende uitspraak doet. Hij heeft de motoriek van een man van zijn leeftijd, maar die haviksogen hebben nog steeds iets jongensachtigs. De chroniqueur van zijn tijd praat zacht, soms bijna onverstaanbaar, zo anders dan zijn luidruchtige personages. In die romans spaart hij niets en niemand: politieke correctheid is er om te trotseren.

Aan elk boek gaat uitgebreide research ter plaatse vooraf, waarbij hij met zijn zuidelijke hoffelijkheid het vertrouwen wint van de biotopen die hij wil beschrijven. Voor zijn nieuwe roman Terug naar het bloed (Back to Blood) toog hij naar immigrantenstad Miami – compleet met een bezoek aan een stripteasetent, gefrequenteerd door Russische obsceen-rijken. Zijn iconische witte pak verwisselde hij in dit unieke geval voor een marineblauwe blazer: Wolfes manier van undercover gaan. In Terug naar het bloed laat hij de stad zien door de ogen van een bonte parade Wolfe-personages, zo mogelijk nog vetter aangezet dan in zijn voorgaande romans.

WOLFE: Meer dan de helft van Miami’s bevolking bestaat uit bewoners die de afgelopen vijftig jaar zijn gearriveerd. Het is bij mijn weten ook de enige stad die wordt bestuurd door recente immigranten, met een totaal andere taal en cultuur, de Cubanen. Als ik in New York word benaderd door iemand die geen Engels spreekt, denk ik: poor devil. In Miami kreeg ik het gevoel dat ze medelijden met mij moesten hebben. Miami is plan B voor iedereen in Latijns-Amerika.

Een psychiater gespecialiseerd in het bestrijden van pornoverslaving vaart rond in een boot met de naam ‘Hypomanisch’, een aandoening waaraan jij ook hebt geleden.

WOLFE:(bijna opgetogen) Ja, zo’n periode heb ik gehad. Nadat ik een hartaanval had gekregen, in 1996, moest ik een bypassoperatie ondergaan. En daarna… Ik weet niet wat het was, misschien was ik gewoon blij dat ik nog leefde, werd ik hypo, niet te verwarren met hyper.’s Nachts om twee uur liep mijn vrouw de werkkamer binnen: ‘Thomas, moet je niet naar bed?’ En ik riep: ‘O nee, ik heb nog van alles te doen!’ Ik schreef maar raak. Als ik hypomanie had kunnen bottelen, was ik nu zillionaire geweest. De dokter schreef me voor twee keer per dag zes kilometer te wandelen, en meer van dat soort heerlijke dingen. Ik was zo gelukkig. Ik ging alle winkels af, kocht allemaal cadeautjes voor mijn vrouw.

Wat zei je vrouw van de staat waarin je verkeerde?

WOLFE: In het begin had ze er nog wel plezier in: ik was zo levendig. Daarna probeerde ze me vooral te kalmeren. Sommige dingen waren ook wel riskant. Als iemand bij het stoplicht achter me begon te toeteren, sprong ik de auto uit en rukte de deur van die wagen open: ‘Wat is jouw probleem?’

Dat lijkt me niets voor zo’n beleefde man als jij.

WOLFE: Ik vroeg erom vermoord te worden. Maar ik ben ermee weggekomen. Het had alleen niet veel langer moeten duren. O ja: en ik schreef een brief van 19 kantjes aan de gouverneur van New York, waarin ik hem allerlei wijze adviezen aan de hand deed. Godzijdank heb ik die nooit verstuurd. (meteen erachteraan) Dat alles werd gevolgd door een periode van diepe depressie. Maar gelukkig: ook dat ging voorbij.

Als je een roman schrijft, ontkom je er niet aan ervaringen uit je eigen leven te gebruiken. Het is moeilijk je iets voor te stellen dat je nog nooit heb meegemaakt. Ik zou mezelf niet vertrouwen als ik een ervaring beschreef die helemaal buiten mij om zou gaan.

De Cubaanse politieman Nestor in Terug naar het bloed is geobsedeerd door zijn goddelijke torso.

WOLFE:(met die oplichtende ogen) Nestor is een projectie van mezelf. Ik ga nog steeds elke dag naar de sportschool. Maar ik zal je wat vertellen: na een zekere leeftijd kweek je geen spieren meer. Ik doe het nu vooral om verticaal te blijven. Vroeger was ik bijzonder ijdel over mijn lichaam. Toen ik fysiek op mijn hoogtepunt was, kon ik in een touw klimmen zonder mijn benen te gebruiken.

Net zoals Nestor.

WOLFE: Ja. Ik wilde die jongen heel sterk maken. Onbewust moet ik daarbij aan mezelf hebben gedacht. In de gymzaal van Yale klom ik meters en meters de touwen in, alleen met mijn armen. Ik testte mijn bovenlichaam tot het uiterste. Als ik nu naar de sportschool ga, zie ik dat mensen net zo ijdel zijn als ik toen was. Sportscholen zijn een en al spiegel. Je kunt altijd even snel stiekem een blik op jezelf werpen.

Doet je dat nog weleens?

WOLFE: Nou, er is niet zoveel meer om nog naar te kijken.

Heb je die zaak met generaal Petraeus gevolgd? Die was erg trots op zijn machtige borstkas. Je zag die spieren niet, daar onder dat uniform, maar hij liep er wel de hele dag aan te denken.

In je boeken verlangen bijna alle getrouwde mannen naar een veel jongere vrouw.

WOLFE: En het brengt ze ook allemaal in de problemen, ha! Ik zie een hoop idioten, als ik zo om me heen kijk.

Nadat de affaire van generaal Petraeus bekend was geworden, bedacht ik wel dat je minimaal één keer per jaar de harde schijf van je computer moet laten wissen. Want als de overheid die te pakken wil krijgen, krijgt ze ‘m te pakken.

Ben je daar nu echt bang voor?

WOLFE: Ik ben niet paranoïde, heus niet, maar de overheid heeft zo veel manieren om je in de gaten te houden. Dat komt steeds dichterbij, ik zweer het.

De verhouding van Petraeus lekte uit via e-mail. Iedereen die in de VS een e-mail verstuurt, moet erop voorbereid zijn dat je de tekst net zo goed kunt publiceren op de advertentieruimte onderaan op de voorpagina van The New York Times.

‘Vernedering is erger dan de dood’, zegt verpleegster Magdalena je laatste roman.

WOLFE: O jaaa. Er zijn vernederingen die geen enkele impact op mijn leven hebben gehad, maar die me wel nog steeds achtervolgen. Een voorbeeld, van lang geleden. Het sneeuwde ’s avonds, en ik was net als iedere andere New Yorker wanhopig op zoek naar een taxi. Eindelijk vond ik er een; de chauffeur zette net een ouder echtpaar af voor een restaurant. Het stel klom uiterst traag uit de wagen. Ineens sprong er aan de andere kant een grote kerel op de achterbank. Hij versloeg me en ik deed niks. Terwijl ik hem had moeten uitfoeteren, finaal onderuit had moeten halen – de enige adequate reactie. Er kwam al snel een andere taxi aan, dus eigenlijk was er niets aan de hand, maar toch voelde ik me publiekelijk vernederd.

Waarom is vernedering zo erg?

WOLFE: Omdat vernedering het tegenovergestelde is van statusverwerving. En ik denk dat ieder mens, tenzij hij de dood recht in de ogen kijkt, continu bezig is met status. Zo zit het leven in elkaar.

Op welke manier ben jij ermee bezig?

WOLFE: Zie ik er goed uit? Hoe komen de laatste paar woorden over die ik heb gezegd? Claim ik de plek die mij toekomt in deze wereld?

Alle personages in je boeken zijn bezeten van status. Dat zegt iets over jou.

WOLFE: Ik denk dat het voor iedereen geldt. Zelfs mannen die er niks om lijken te geven hoe ze overkomen, ze dragen jeans en hoodies…

Wat voor jou een verschrikking moet zijn.

WOLFE: Haja. Dat gaat natuurlijk alle perken te buiten. Maar ze zien er precies zo uit als de rest van de groep waartoe ze zichzelf vinden behoren. Geen haar op hun hoofd denkt erover iets aan te trekken wat ik als goed gekleed zou beschouwen. Omdat ze dan buiten de groep vallen. Elke man die beweert dat hij niet nadenkt over wat hij draagt, liegt.

Heb je nog steeds veertig witte pakken?

WOLFE: Ik heb er niet zoveel meer: rond de dertig. Het is moeilijk, hoor, om ze netjes te houden. Onderschat dat niet.

Schrijf je ook in je witte pak?

WOLFE: Nee, meestal schrijf ik in mijn kamerjas. Ik probeer nu een nieuw overhemd te ontwerpen, een dat je kunt dragen zonder stropdas. Er zijn tegenwoordig zo veel mannen die geen stropdas meer omdoen. Onder hun hals zie je dan een gapend gat, bobbels en allerlei knoopjes, waardoor het lijkt of ze ‘m gewoon zijn vergeten. Dat moet beter kunnen.

(jongensachtig enthousiast) In Cuba heeft de guayabera de plek ingenomen van het jasje. Beau-ti-ful: een afgebiesd shirt dat is gemaakt van twee lagen linnen. Je kunt de schouders iets breder laten maken, en de taille een tikje smaller. Sommige exemplaren zijn werkelijk uitzonderlijk prachtig, met borduursel. Maar ja: ik kan niet zomaar de guayabera kopiëren. Ik moet toch echt iets anders bedenken.

U ben nog steeds wel een beetje ijdel.

WOLFE: Daar moet ik even over nadenken. (na twee seconden) Ik denk het wel, eigenlijk.

Wat is het grootste compliment dat iemand je kan geven voor een boek?

WOLFE: Behalve dan: ‘Dat was briljant’? (uitbundige lach) Het liefst hoor ik: ‘Het was alsof ik het allemaal zelf beleefde.’ Maar je moest eens weten hoeveel mensen me lopen te vleien, alleen om te slijmen. Laat ze het opschrijven in de krant.

Hou je ervan beroemd te zijn?

WOLFE: Om je de waarheid te zeggen: já.

Dat is mooi. Vaak vertellen celebrity’s dat ze er zo’n moeite mee hebben beroemd te zijn.

WOLFE: Al op de middelbare school zei ik tegen mezelf: ik wil een beroemde schrijver worden. Ik werd aangenomen bij een dagblad en genoot van die druppelsgewijze, vluchtige momenten van statusbevrediging. Het gaf me een enorme boost, in de krant te staan. Ik kreeg er de smaak van het verslaggeven te pakken. Voor een schrijver is er geen betere basis. Als een jonge auteur me om advies komt vragen hoe hij het best kan leren schrijven, zeg ik: ‘Leave the building!’

Terwijl een hoop auteurs achter hun bureau blijven zitten en over zichzelf schrijven.

WOLFE: Er zijn genoeg getalenteerde jonge schrijvers die een uitstekende eerste roman afleveren. Daarin hebben ze dan de eerste 25 jaar van hun leven gekannibaliseerd. Prima, God bless them. Het wordt lastiger als het hoofdpersonage van de langverwachte tweede roman een auteur is die veel succes heeft gehad met zijn eerste boek, maar nog steeds zonder vriendin zit, geen cent te makken heeft, en elke dag de vijf trappen moet opklauteren van zijn droeve appartementencomplex in een treurige New Yorkse wijk. ‘O hell,’ denkt de lezer dan, ‘niet erg opwindend.’ Tja: de schrijver had deze keer maar drie jaar van zijn leven tot zijn beschikking om te kannibaliseren.

Kortom: een goede schrijver trekt eropuit en onderzoekt de samenleving.

WOLFE: Zo denk ik erover. Tegenwoordig willen we vooral psychologische inzichten. Maar ik geloof heilig dat ieder mens, hoe individualistisch hij ook pretendeert te zijn, wordt gevormd door het milieu waaruit hij afkomstig is.

Het bos maakt de bomen, en niet omgekeerd.

WOLFE: Precies.

De schrijver neemt een slok ijswater. Op de achtergrond, in de studeerkamer, kijkt een levensgroot geschilderde versie van hemzelf toe, parmantig leunend op een wandelstok.

WOLFE: Tijdens de Tweede Wereldoorlog – ik was een jaar of 12 – ving ik in een plattelandswinkel een discussie op tussen een paar boerenjongens. ‘Waarom gaat er eigenlijk niet iemand naar Europa om Hitler uit te schakelen?’, vroeg de een. De ander zei: ‘Ik betwijfel of het zo simpel is.’ Zijn vriend antwoordde: ‘Regel een boot voor me en ik doe het zelf. Ik bel aan, en als hij de deur opendoet, schiet ik ‘m dood.’

Dat gesprek symboliseerde zekere waarden. Neem de Amerikaan zijn geweer niet af. Er zijn veel Amerikanen die oprecht geloven dat ze het recht hebben een wapen te bezitten. Ze regelen hun eigen zaakjes wel – op de regering hoef je niet te rekenen. Ze houden niet van bureaucratie, conferenties, discussies en meer van dat gedoe.

In 2004 stemde je voor George Bush. Nadat je daarover had verteld in een interview, werd je naar eigen zeggen benaderd alsof je had verklaard: ‘By the way, ik ben een kinderverkrachter.’

WOLFE: Nou: zo keken mijn vrienden plotseling naar me, en anderen met wie ik omga, schrijvers en journalisten. Als ik een kamer binnenwandelde, voelde ik de spanning toenemen.

Voelde je je daardoor geïntimideerd?

WOLFE: Het was niet het gevecht dat ik zelf zou hebben uitgekozen, maar ik heb er wel plezier in het gevecht aan te gaan. Ik was behoorlijk verrast over de reactie uit mijn omgeving. Ik bedoel: 62 miljoen Amerikanen waren het met me eens. Zaten die 62 miljoen ernaast, waren ze gek? Het stiekeme antwoord had geluid: ‘Ja, die 62 miljoen zijn gek.’ Tegenwoordig zeg ik maar dat ik altijd heb meegestemd met de Amerikanen, op één verkiezing na… Nou, dat is niet helemaal waar. Maar ik was hun echo. Wat zegt dat over mij? Dat ik een Amerikaan ben.

Dus je hebt de afgelopen verkiezingen op Obama gestemd?

WOLFE:(korte aarzeling) Nee, dat heb ik niet gedaan. Ik koos voor een write-in-kandidaat (wiens naam je zelf op het stembiljet schrijft, nvdr.), ik heb Ron Paul ingevuld.

De Republikein Ron Paul? Die was toch allang afgevallen?

WOLFE: Ik weet: het was een hopeloos gebaar. Maar ik hou van zijn ideeën, a libertarian. Ron Paul is voor een beperkte overheid.

Het dienstmeisje stapt binnen: ‘Excuseer me, mister Wolfe, maar u hebt over twintig minuten een andere afspraak.’

Ben je nog steeds een patriot?

WOLFE: Ik heb een stropdas vol Amerikaanse vlaggetjes. Het is niet zo slim om die te dragen in bepaalde kringen. Je mag blijkbaar niet voor dit land zijn, al weet ik niet waarvoor je dan wel mag zijn. Ik hou van Amerika. Ik geloof eerlijk, oprecht, dat er geen sociale klassen zijn in de VS, al wordt dat vaak ontkend. Er zijn statusgroepen, dat wel.

Tot welke behoor jij?

WOLFE: Tot twee categorieën. Ik maak deel uit van de wereld van de journalistiek en de literatuur: ik meet mezelf continu af aan andere schrijvers. En ik voel me, zoals de meesten, nog steeds verbonden met de bewoners uit de streek waar ik ben geboren. Vlak na 9/11 verklaarden de evangelische christenen Pat Robertson en Jerry Falwell dat de aanslagen de wraak van God waren voor het verspreiden van homoseksualiteit. Ze komen beiden uit Virginia. Robertson heeft bij mij op school gezeten. Wat een belachelijke uitlatingen, dacht ik. Maar tegelijkertijd was ik diep verontwaardigd, dat iedereen zo over ze heen viel. (verheft zijn stem, voor het eerst) Hoe kónden buitenstaanders roepen dat het barbaren waren? Er zat nog genoeg Virginia in me om die aanvallen op hen te verafschuwen. Je keert je niet snel tegen je eigen mensen. Zelfs als je denkt dat ze fout zitten.

Terug naar het bloed.

WOLFE:Back to blood, inderdaad.

Vanuit de gang klinkt de resolute stem van Wolfes vrouw Sheila, aanmerkelijk dwingender dan het dienstmeisje. ‘Tom, het spijt me, maar je moet nu echt gaan.’

Hij maakt een verontschuldigend gebaar.

Philip Roth is gestopt met schrijven. Hij is iets jonger dan jij.

WOLFE: Schrijven is een hobby van me. Een hobby! Voor ’s nachts. Ik was verrast over de beslissing van Roth. Zo’n grote, productieve schrijver. Ik weet zeker dat hij een comeback zal maken. (zijn ogen lichten weer op) Als hij het zat is om telkens te worden aangeduid als ‘de voormalige romanschrijver Philip Roth’.

Denk je na over de dood?

WOLFE: Iedere tachtiger is zich zeer bewust van de obituary-kolommen. Het lijkt alsof ze doodgaan als vliegen, om je heen. Een vriend hield een begrafenisrede voor een gezamenlijke vriend van ons. Tijdens de dienst haalde hij allerlei overledenen uit onze kennissenkring aan: ‘Ik vergeet nooit de tijd dat Dennis en Frank en ik… Frank is helaas ook anderhalf jaar geleden gestorven…’ Opeens riep hij naar de zaal: ‘Ze schieten op ons regiment!’ (glimlacht ironisch) Zoals een andere vriend zei: ‘We zijn aan de beurt.’ Dus in zoverre ben ik ermee bezig, ja. Maar ik denk dat niemand in staat is zich in te beelden dat hij er niet meer is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content